Hoe komt de kerkuil de winter door?

Het is december 2020 en lichte vorst heeft Brabant inmiddels bereikt. Mijn gedachten dwalen af naar de steen- en kerkuilen in de hoop dat de winter niet al te streng zal verlopen, want wat doet een strenge winter eigenlijk met uilen? Ik leg me toe op de kerkuil en vind hier wat lectuur over.

De kerkuil leeft met zijn 35 soorten over een groot deel van de aarde verspreid. Ze komen voor in open en halfopen landschappen. In bergachtige gebieden is de kerkuil zeldzaam en hij ontbreekt op die plaatsen waar ’s winters gemiddeld meer dan 40 dagen sneeuw ligt met een minimum hoogte van 7 cm. Dit geeft al aan dat hij niet van hele strenge winters houdt.

Zo heeft de winter invloed op zijn jachttechniek. De kerkuil kent een drietal jachttechnieken: laag vliegend, zittend of biddend. Vaak wordt de “laagvliegroute” methode toegepast: de kerkuil vliegt dan langzaam met korte glijpauzes op een hoogte van 1-3 meter over een vaste route. Daarnaast jaagt de uil zittend vanaf vaste punten, zoals paaltjes aan de rand van een weiland, kilometerpaaltjes langs verkeerswegen of hij zoekt een laaghangende tak in een boom op. Vanaf die plaatsen wacht hij op zijn prooidieren. Deze methode kost de kerkuil weinig energie en is dus voordelig, vooral ’s winters.

Wat te denken van de hoeveelheid voedsel die het vergt om bij strenge winters voldoende energie te behouden. Gedurende het broedseizoen bedraagt het voedselverbruik van volwassen vogels per etmaal 70-80 gram. Afhankelijk van de prooigrootte komt dat overeen met 4 tot 8 muizen. Gedurende strenge kou (nachttemperatuur van –10 tot –15 graden) is de voedselbehoefte 150-200 gram, wat overeenkomt met 8 woelmuizen of 20 spitsmuizen. Ga er maar aanstaan!

Hoe zit het met de verblijfplaats in de winter? Veel kerkuilenparen blijven in de winter in hun voortplantingsgebied. De paarband is sterk en de paren zijn meestal trouw aan een eenmaal gekozen nestplaats. Maar strenge winters en voedselschaarste kunnen er soms de oorzaak van zijn dat de uilen gaan zwerven. Sterft één van de volwassen vogels, dan wordt de lege plaats meestal snel ingenomen door een nieuwe partner. “Partnerruil” vindt op kleine schaal plaats.

Al met al is de conclusie dat een strenge winter aardig wat invloed heeft op het leven van de kerkuil. De kerkuil is een muizenspecialist, die meestal trouw blijft aan een eenmaal gekozen broedplaats. Hij kent de plaatsen waar succesvol gejaagd kan worden. Maar bij voedselschaarste en strenge, sneeuwrijke winters is de kerkuil zeer kwetsbaar. Een hoog energieverbruik, weinig vetreserves en een minder goede isolatie van het verenkleed dan bij andere uilensoorten maken hem gevoelig voor strenge winters. Vooral winters met veel sneeuw (minstens 7 cm dik) of met hard bevroren sneeuw zijn funest voor de uilen. De meeste prooidieren brengen de winter door in diepliggende holen, waarin bij strenge, maar ook bij minder strenge vorst geruime tijd achtereen wordt geslapen. Vroeger was er op de meeste plaatsen in schuren, waar graan was opgeslagen, volop voedsel aanwezig: de tafel was gedekt! Kerkuilen kunnen slechts 5 tot 8 dagen zonder voedsel, doordat ze maar weinig vetreserves kunnen aanleggen.

Nu is het al weer enige jaren geleden dat we een strenge winter gehad hebben. Mogelijk is dat één van de redenen dat het, relatief gezien, een beetje beter gaat met deze mooie uil. We gaan afwachten wat de komende winter gaat doen en welk effect dit heeft. Volgend voorjaar, wanneer we als uilenwerkgroep de jaarlijkse tellingen verricht hebben in alle nestkasten van de steen- en kerkuil, weten we meer. Tot dan!

Hans van der Schoot