Scholekster kan veilig landen, maar ziet hij zo’n ‘pietenpaal’ wel zitten? Dat is de vraag in Goirle
GOIRLE - Het gaat niet goed met de weidevogels, maar de scholekster kan op Breehees veilig haar eieren uit komen broeden. Dankzij de Weidevogelgroep Goirle-Riel én de man die zijn akker wil delen met de natuur: ‘Ach ja, waarom niet?’
Tom Tacken 19-04-23, 14:54
Jan van Puijenbroek is een boer die van de natuur kan genieten. In zijn jeugd was daar wel veel meer van. Zoveel zelfs dat zowat alle jongetjes de boom in klommen om eitjes uit vogelnesten te halen. Doet Jan op z’n 76e allang niet meer. Ook van een kievitsei in een kuiltje op zijn akker blijft hij voortaan af.
Dus toen Weidevogelgroep Goirle-Riel bij hem aanklopte, leende Jan van Puijenbroek de vrijwilligers een gewillig oor. Aan de rand van zijn akker op Breehees, het buurtschap dat ooit bij Hilvarenbeek hoorde maar al meer dan een kwarteeuw binnen de gemeentegrenzen van Goirle valt, wilden ze een scholeksterplateau plaatsen? ,,Ach ja, waarom niet?”, antwoordde Jan.
De bonte piet
Hij let er deze middag wel op dat die houten paal met een vierkante bak erop niet in de weg van een ploeg of tractor komt te staan. ,,Kan-ie iets meer richting de sloot?”, vraagt Jan beleefd.
,,Geen probleem”, zegt Han Go en pakt zijn grondboor voor een nieuw gat, waarin Cathrien van Engelen en Gerrie Wissink vervolgens het landingsplatform voor de scholekster laten verdwijnen. Paar keer kloppen en de bonte piet, zoals de haematopus ostralegus ook wel bekendstaat, kan landen op zijn eigen pietenpaal.
Het gaat om een experiment. In het ‘Jaar van de Scholekster’ wil het Brabants Landschap kijken of de vogel met de lange rode snavel gebaat is bij een broedplek op veilige hoogte. Tussen het grind in de bak kan het vrouwtje haar eieren buiten bereik van vos of marter kwijt. Of de scholeksters van dat aanbod gebruik gaan maken, is dus nog wel de vraag.
Het is met de scholekster niet veel beter gesteld dan met de grutto, kievit, kwartel, tureluur, veldleeuwerik of wulp. Verdroging en intensivering van de landbouw hebben de afgelopen decennia hun tol geëist. Alle weidevogels zijn hard achteruitgeboerd. Lang niet alle boeren zijn immers als Jan van Puijenbroek, die zelfs weet te vertellen wanneer hij de eerste wulp dit jaar zag: ,,Veertien februari.”
Goed gecamoufleerd
Volgens Cathrien van Engelen hoeft het geen onwil te zijn: ,,Boeren wéten vaak niet dat er weidevogels op hun land broeden. Ze hebben er ook geen kennis meer van.”
Komt bij dat de nesten en broedende vogels goed gecamoufleerd zijn. ,,En veel vogels zijn erg schuw. Wij geven aan waar we nesten gezien hebben zodat er rekening mee wordt gehouden bij het bewerken van de akker. Om roofdieren af te schrikken, waaronder ook katten, plaatsen we rasters met schrikdraad rondom een nest met wulpeneieren.”
"Een paar jaar geleden maakte ik het nog mee dat een scholekster om ons bang te maken laag over mijn hond heen scheerde" - Jan van Puijenbroek
Na die eerste wulp heeft Jan van Puijenbroek amper nog een weidevogel gespot. Dat hij er graag met zijn hond op uittrekt, kan er wel aan liggen dat weidevogels uit de buurt blijven. ,,Een paar jaar geleden maakte ik het nog mee dat een scholekster om ons bang te maken laag over mijn hond heen scheerde.”
Scholekster kan wel veertig jaar worden
De respectabele leeftijd van veertig jaar die een scholekster kan halen, speelt in zijn voordeel. Levert een broedsel geen nageslacht op, dan biedt het volgend seizoen een nieuwe kans.
Van bebouwde omgeving is hij ook niet vies. Op bedrijventerrein Tijvoort in Goirle gaan scholeksters ook dit jaar weer op platte daken broeden. Niet zonder gevaar overigens. Scholeksters worden lang door hun ouders gevoerd. Maar na een tijdje gaan ze zelf op zoek naar eten, ook al kunnen ze nog niet goed vliegen. Een ter aarde gestort scholeksterjong met gebroken pootjes is geen zeldzaamheid.
Gebrek aan kokkels, hun lievelingskostje
In vroeger tijden verkozen scholeksters rotspartijen in kustgebieden. Gebrek aan kokkels, hun lievelingskostje, dreef ze landinwaarts om naar insecten en regenwormen te gaan pikken.
De akker dient nu als restaurant. Maar de agrariër aan wie Jan van Puijenbroek zijn hectares verhuurt moet er ook zijn kost op verdienen. Het zwarte zand is nu nog door groenbemesters van allerlei soorten toegedekt. Na de tarwe van vorig jaar komt er straks hennep op te staan. ,,Vezelhennep", zegt Jan van Puijenbroek er maar snel bij. ,,Niet om te roken dus.”