Biologie in het buitengebied

Biologie in het buitengebied

Het losweken van de grote groep lukt, ik vergeet mijn sceptisch thuisfront, dit gaat helemaal lukken: biologie is een mooi vak en in het buitengebied is veel te zien. Mijn zeven leerlingen, van de leeftijd waarop meisjes ineens een kop groter zijn dan jongens, krijgen hun opdrachten op papier en ze volgen gedwee, op naar de eerste van drie plekken waar vrijwillige deskundigen met opdrachten op ons wachten. Amper op weg vindt een jongen het klembord al best zwaar. 

Aan de slag 

De eerste deskundige is zoek, maar de docent weet raad: we gaan soorten zoeken. Veel staan op de handout maar vind je iets buiten de lijst, dan is dat nog mooier. Voor soorten kennen is er de app: mobieltje richten, knop drukken, aflezen, afstrepen op de lijst, volgende scoren, de bingo noemt de organisatie dit onderdeel. Een kleine helft is aan de slag, de rest is druk met elkaar. Overbodig wenst een wandelaar me sterkte. 

De app meldt de robinia pseudoacacia maar net als ik opper: zo leer je toch niks, herkent de scholier een tweede robinia, zonder technische interventie. Het beklijft! Papaver, die kennen ze, ze rennen erop af. Dwaalt eentje af, ik haal hem erbij: welke soort is dit? De meesten doen alsof ze de app niet hebben en schrijven soorten van elkaar over, iedereen heeft alles gezien. 

Contact kwijt 

De huizen achter de tweede deskundige, minder of meer waard dan een miljoen? is de dominante vraag in de groep. Bewoners kijken terug. Opdracht is: elementen in het landschap van boven schetsen. Alsof we erop neerkijken, ook de rivier en het meer? Goed begrepen, maar de rivier noemen we beek en het meer poel. Poel, dat is nieuw. Bewoners zien ons uitwaaieren. 

Verdere opdrachten verzanden als ze brood zoeken voor veronderstelde rivierkreeftjes, van invasieve exoten hebben ze gehoord. Soorten determineren, probeer ik, maar dat hebben ze nou wel gehad. Ik raak het contact kwijt en zie dat de tijd nog lang niet op is. We laten ze een kwartiertje praten en duwen en trekken, tot ze vragen wanneer het pauze is. 

Als de donder terug 

Dérde opdracht? Dat kan ik niet menen. Ze beloven een patatje als ik ze nu laat terugkeren. Eentje kan niet meer lopen, de volgende niet staan, de derde niet zitten, de arm doet nu écht zeer, waar is de wc? Ze gaan nauwelijks meer vooruit, alleen als een groot meisje een kleine jongen schopt komt er energie, achter de laanbomen verdwijnen er richting terugweg. De blijvers laat ik bellen: als de donder terugkomen! 

De derde deskundige laat ze Japanse Duizendknoop eten, ze zijn al vergeten dat ik die net heb gewezen. Dat is toch vies, daar heeft een hond over gepiest! Twee meter hoog? Bacteriën, die moet je er eerst afwassen! Je eet toch ook groente? Ze eet géén groente. Kokhalzend raakt er eentje de resten kwijt. 

Heel veel soorten 

Ze verdwijnen in de bunker die ze was beloofd en als er één, weer boven, het filmpje afspeelt komt het gegil van twee kanten. Is mijn jas wel schoon? vraagt een jongen bezorgd. Dat de naam van hun woonplaats verwijst naar het vroegere moeraslandschap blijft niet hangen, eigenlijk is de natuur toch al goor, een andere groep meldt enkele gevallen van smetvrees. Teruglopend krijgen ze weer vaart. De docent belooft heropvoeding. 

We moeten hun aandacht vangen, we moeten ze boeien, weten de vrijwilligers achteraf, de leeftijd is lastig maar ze zijn echt wel ergens voor te krijgen. Elk propageert de eigen bewezen methode, de mijne wordt weggelachen. De organisator twijfelt en laat het vervolg open. Wat heb je nou geleerd, vraag ik een jongen neutraal. Dat er heel veel soorten zijn! zegt hij prompt. Ik denk: wat vertel ik het thuisfront, ze moet niet altijd gelijk krijgen.