Met een lampje op zoek naar de laatste nachtvlinders

Met een lampje op zoek naar de laatste nachtvlinders
Piet laat vlindersoorten zien. Foto Anneke Scholte

Intussen maakt Bayer grote winsten! zegt Piet van Son, zelfs nu opgewekt van toon, want zo is hij, Piet. Bayer als de chemische industrie die lucratief gif maakt, afgezet tegen de neergang van vlinders. Want voor vlinders kijken hebben we ons verzameld, op een zo mooie plek dat bitterheid of droefenis niet beklijven: de Naturentuin van Anneke Scholte. Voor kijken naar nachtvlinders meer precies. Een stuk of tien deelnemers nestelt zich op de door Anneke in het groen klaargezette bankjes, smikkelt van het baksel en smeert zich in tegen muggen met citronella (alles met DEET zou verkeerd uitpakken). De zon is bijna onder, het wordt de tijd van de nachtvlinders en het mag laat worden.

Appelmoes en alcohol

Nachtvlinderdeskundige Piet is al drie avonden druk met voorbereiden want anders zien we ze nauwelijks, de nachtvlinders. Stroken op een rijtje boomstammen heeft hij ingesmeerd met zijn speciale mengsel van wijn en zelfs appelmoes: daar is voor elke vlinder wat bij. Zo lokt hij ze; het ingrediënt alcohol moedigt ze aan te blijven zitten. In de Naturentuin zelf staat een wit scherm opgesteld met twee verschillende lampen die vlinders en insecten lokken. Zo vol als vroeger wordt het scherm vanavond niet.

Piet werkt al veertig jaar met nachtvlinders. Dagvlinders vindt hij mooi, maar zie je tien soorten, dan ben je al een heel eind. Er zijn 2.500 soorten nachtvlinders waarvan Piet er zo’n 700 kent, schat hij. De neergaande lijn is onomkeerbaar: onze kleinkinderen zien volgens hem straks géén vlinders meer. Voor andere insecten geldt hetzelfde: sterke neergang, niet te stoppen. Eeuwig zonde natuurlijk, maar ook ons voortbestaan staat op het spel: voor onze voedselvoorziening hebben we bestuivende insecten nodig.

Fotografen opzij!

Eigenlijk zien we met de vlinder het laatste stadium: de fasen van eitje, rups en pop, waarin de metamorfose tot vlinder plaatsvindt, beslaan verreweg het grootste deel van de levenscyclus. De meeste vlindersoorten leven maar dagen of weken: hebben vlinders eenmaal gepaard en eitjes gelegd, dan hebben ze hun missie uitgevoerd, sommige eten niet eens. Piet ziet elke paar weken weer heel andere vlinders. Het wordt donker.

We krioelen rond het witte scherm dat fel oplicht en insecten lokt van divers formaat. Op het donkere weggetje zwermen we met lampjes om de ingesmeerde bomen. Fotografen opzij! roept er één, die zelf wat wil zien met eigen ogen. Voor het nageslacht wordt een lijstje gemaakt van de gespotte vlindersoorten. Op de smeer zijn dat roodweeskind, karmozijnroodweeskind, hyena en zuringuil. Op het scherm veel meer, waaronder spikkelspakkelmot, brandvlekvlinder en grijze stippelspanner, uit tientallen mooie namen moeilijk kiezen voor dit artikel. Soortnamen verwijzen vaak, legt Anneke uit, naar de specifieke plant waar de rups het van moet hebben, soms is dat één op één. Anneke bepleit een ‘soortenrijke beplanting’: biodiversiteit!

Dakpangewijs

Het gaat al een jaar of zes slecht met vlinders, onder andere door droogte en wateroverlast: cocons rotten in de hoge waterstand. En door gifgebruik, ook door kwekers voor tuincentra: in de bloemen pikken insecten het gif op, met dodelijk gevolg. Waar de stroken met lokstof nog niet lang geleden vól zaten met vlinders, ‘dakpangewijs’ noemt Piet het, zien we er nu niet meer dan een stuk of vier, na drie nachten lokken.

Intussen gaat het menselijk feest door (ook letterlijk, luid in de naastgelegen horeca) maar de deelnemers pakken hun lampjes en knielen voor het scherm en leggen vast wat ze zien: dit is óns feestje. De volhouders vertrekken pas om één uur in de nacht; later mailt Anneke 53 vlindersoorten.

Roodweeskind in de smeer van Piet. Foto Marcel Mutsaers