Op weg naar een basiskwaliteit voor natuur in Goirle en Riel
In oktober hebben we samen met de Biodiversiteitteams van Oisterwijk en Hilvarenbeek een minicongres georganiseerd voor wethouders, ambtenaren en natuurvrijwilligers. Het doel was om biodiversiteit op de beleidsagenda te krijgen. Het centrale thema van de middag was het begrip ‘basiskwaliteit natuur’. Dit begrip werd toegelicht door Jip Louwe Kooijmans, een van de landelijke gezichten van de Vogelbescherming, tevens schrijver van vele boeken zoals “Stadsvogels”.
Naar aanleiding van de middag is een motie opgesteld, die in alle drie gemeenten is ingediend én aangenomen door de gemeenteraden. In deze motie wordt voorgesteld om het begrip “Basiskwaltiteit Natuur” in de drie gemeenten samen uit te werken als basis voor een biodiversiteitsbeleid. In de raadsvergadering van 17 december jl. heeft de raad enige tijd gediscussieerd over de betekenis van de basiskwaliteit natuur. Daarom lichten we dat hier nader toe.
Om de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland te stoppen kunnen we niet meer volstaan met het beschermen van soorten en habitats in natuurgebieden. Ook buiten natuurgebieden is een ‘basiskwaliteit voor natuur’ noodzakelijk. Soorten die ooit algemeen waren in het agrarisch gebied zoals patrijs, veldleeuwerik en ringmus zijn sinds de jaren ’60 met meer dan 90% achteruitgegaan. In de stad worden soorten als huismus en spreeuw steeds zeldzamer, ondanks dat er steeds meer stedelijk gebied bij komt. In tuinen en openbaar groen zijn steeds minder insecten te zien. Deze achteruitgang van biodiversiteit laat zien dat de kwaliteit van onze leefomgeving (zowel voor mensen als niet-mensen) onder een kritiek niveau komt. Wie wil er leven in een stad zonder vogels en vlinders, of een platteland waar “Silent Spring” werkelijkheid is geworden?
Uiteraard wordt er al veel actie ondernomen tegen de achteruitgang van de biodiversiteit, zowel door boeren, burgers, gemeenten en bedrijven. Heel belangrijk, maar veelal gericht op losse symptomen. Te vaak is het als het behandelen van een botbreuk met het plakken van een pleister. Basiskwaliteit gaat verder. Het mikt op herstel van de algehele gezondheid.
Het uitgangspunt voor basiskwaliteit voor natuur is dat algemene soorten algemeen blijven of weer worden. Om dat te realiseren is een set van condities noodzakelijk, die voortkomen uit abiotiek (de niet-levende factoren zoals bodem en water), landschappelijke inrichting en beheer en gebruik, die het leefgebied van planten en dieren bepalen. De basiskwaliteit is daarbinnen de minimale vereiste waaraan deze set van condities moet voldoen teneinde een gewenst niveau van biodiversiteit duurzaam in stand te houden.
Het is belangrijk om te realiseren dat we ons door mensen vormgegeven land delen met talloze planten en dieren. Gegeven het feit dat we als mens bij machte zijn om de biodiversiteit om zeep te helpen, is het juist belangrijk om verantwoordelijkheid te nemen dat we dit niet laten gebeuren. Daar komt bij dat deze biodiversiteit bijdraagt aan allerlei regulerende diensten (de zogenaamde ‘ecosysteemdiensten’). Het bekendste voorbeeld dat tegenwoordig genoemd wordt zijn de kleine zangvogels zoals mezen, die van groot belang zijn om eikenprocessierupsen in toom te houden. Het ophangen van mezenkastjes is goed, maar essentieel is dat er in de steden en dorpen een basiskwaliteit voor natuur is waarbinnen mezen kunnen overleven en voortplanten.
Wie meer wil weten over het begrip basiskwaliteit voor natuur verwijzen we door naar de website van de Vogelbescherming en naar het artikel van Robert Kwak e.a. in De Levende Natuur jaargang 119 (2018) nummer 5.