Opknapbeurt oeverzwaluwwand Oostplas
Het is 18 maart in de ochtend en turend met de kijker over de Oostplas is er nog geen oeverzwaluw te zien. Het is dan ook nog koel en de insecten zijn niet talrijk. Het is waarschijnlijk daardoor dat er nog geen oeverzwaluw gespot wordt boven het water. Ook de oeverzwaluw komt zo van lieverlee weer terug van zijn jaarlijkse reis vanuit Afrika en hoopt hier een gedekte tafel te vinden. Tegelijkertijd is elders in Brabant al wel een oeverzwaluw gesignaleerd en lang kan het dan ook niet duren voordat ze ook de Oostplas aandoet. Uit oudere tellingen van 1978 blijkt dat er destijds 55 bewoonde nesten waren in deze omgeving en nog eens 45 aan de Surfplas. Toen de Oostplas grondig op de schop genomen werd en de Hoge Wal verscheen, zijn veel broedgelegenheden verloren gegaan. Als alternatieve broedlocatie vond de oeverzwaluw een grote zandhoop aan de rand van de wijk. Omdat dit zanddepot tijdelijk was werd met medewerking van verontruste wijkbewoners en het B-team gekeken naar een permanente oplossing en in april 2013 verscheen een kunstmatige oeverzwaluwwand aan de rand van de plas. De verwachtingen waren hoog gespannen. De wand biedt namelijk onderdak voor 39 broedparen.
Nu is de oeverzwaluw een kritische vogel en neemt zo maar geen genoegen met de eerste de beste wand, en dat bleek. Vanaf 2014 tot op dit moment kunnen we stellen dat het bij een paar pogingen tot broeden gebleven is. Reden om toch nog eens grondig te kijken naar de situatie. Allereerst broedt de oeverzwaluw in kolonies. Ze komen dus massaal of niet. Vinden ze elders een geschiktere plaats, dan zijn ze weg. Daarnaast is het van groot belang dat er voldoende voedsel is. Te weinig insecten, ook dan zijn ze weg. Een algemeen probleem is dat onder het veranderende landschap steeds minder insecten te vinden zijn. Een probleem waar veel insectenetende vogels mee te maken hebben. Dit zijn factoren waar we als B-team voor de oeverzwaluw niet direct iets aan kunnen doen, maar wat ons uiteraard wel zorgen baart en wat zeker onze aandacht heeft.
Wat ook bleek was dat de oeverzwaluw in zijn aanvliegroute naar de wand belemmerd werd door bomen, riet en struiken. Daarnaast vormden hoge bomen met zicht op de wand een bedreiging. Vanuit dit soort plekken wachten roofvogels geduldig af totdat jonge oeverzwaluwen uitvliegen om dan ten prooi te vallen. Tenslotte werd er ook regelmatig direct naast en zelfs vóór de oeverzwaluwwand gerecreëerd en gevist. Het zal niemand verbazen dat dit verstoringen zijn die er toe leiden dat de oeverzwaluw zich hier niet gaat vestigen.
Reden om bij de gemeente aan te kloppen en een plan aan te bieden. De gemeente heeft dit plan direct opgepakt en in goede samenwerking is er nu een verbeterde situatie rondom de wand ontstaan. Het water staat nu korter op de wand, er is een vrijere aanvliegroute gecreëerd waardoor ook roofvogels op afstand gehouden worden en het terrein is breder afgebakend met meer rust tot gevolg. De beurt is nu aan de oeverzwaluw om zich alsnog te vestigen. Als ik oeverzwaluw was, dan zou ik het wel weten!
Hans van der Schoot