Zeldzaam broedgeval in centrum van Goirle
De Tuin, de als tijdelijke natuur ingerichte groene oase voor en door bewoners van Goirle ligt midden in het centrum van het dorp. Zittend op een bankje met uitzicht op de bloeiende wilde tuin waar de zwarte toorts omhoog torent op een tapijt van echt walstro, salie, knoopkruid, kroonkruid en gele kamille, heerste een ongewone stilte die middag in mei.
Vreemdeling in het dorp
De zomerse stilte in deze groene oase die grenst aan het winkelcentrum De Hovel was weldadig maar ook bevreemdend. Een zwijgzame merel dook tussen de planten naar de grond en een putter vloog achter de moestuintjes omhoog. Ik volgde hem met het oog en zag hoog in de lucht zwarte sikkeltjes zweven, gierzwaluwen. Opeens vloog in mijn ooghoek, in een flits een boerenzwaluw; herkenbaar aan zijn lange staarteinden en witte onderzijde. Hij zwenkte behendig over de onlangs opnieuw gevulde vijver en draaide omhoog naar het Kloosterplein, toen terug en met een glijvlucht omlaag schoot hij het laadperron van het winkelcentrum in. Dat is vreemd dacht ik. Wat doe hij daar? Toen verscheen er een tweede zwaluw die ook de donkere ruimte van het laadperron in dook. Ik ben toen opgestaan om te gaan kijken. Een aardige winkelbediende bij het hek wilde die wel open doen. En wat bleek? In de donkerste hoek naast de grote roldeur aan de zijde van de Kalverstraat werd een nestje gebouwd van gras en klei. Onlangs ben ik teruggegaan om nog eens te kijken … en warempel beide oudervogels vlogen nu met voedsel af en aan . Ze hebben dus jongen in het nest. Een heus broedgeval van een boerenlandvogel midden tussen de winkels en woningen van Goirle!
Toch niet zo vreemd
Dit geeft natuurlijk te denken; natuurverschijnselen staan nooit op zichzelf maar zijn verankerd in hun omgeving. Voor vogels geldt dat rust (veiligheid), ruimte (structuur) en voedsel de drie basisvoorwaarden zijn voor vestiging op een bepaalde plek. Het is die combinatie die dit jaar toevallig daar aanwezig was. Door corona is het in het voorjaar in het centrum aanzienlijk stiller geweest als andere jaren. Die rust maakte het voor dieren gemakkelijker de menselijke bewoning op te zoeken. De Tuin is een open ruimte met veel biodiversiteit van wilde planten en van de planten afhankelijke insectensoorten. De vlinder, het Icarusblauwtje bijvoorbeeld, die we niet in aangeharkte plantsoenen vinden, zien we daar nog wel. Tenslotte is er de donkere open ruimte van het laadperron, die voor een boerenzwaluw niets anders is als een boerenschuur of stal. Het zijn die omstandigheden die toevallig samenvielen waardoor het leefgebied gunstig werd voor deze soort. Dit voorval leert ons dat natuur dicht bij huis kan voorkomen als onze leefomgeving maar een zekere basiskwaliteit voor natuur in zich draagt. Het zou als gemeente goed zijn hiervoor meer aandacht te hebben bij de ontwikkeling en het beheer van groen in de openbare ruimte.