’t Rood Wit en Blauw onzer Velden

Donker pimpernelblauwtje - Foto: Mark Zekhuis - Saxifraga
Donker pimpernelblauwtje

De beekdallandschappen van Brabant zijn van oudsher zeer rijk aan plantensoorten. Oorspronkelijk bestonden onze beekdalen uit brede, deels met veen begroeide moerassen, waar mineraalrijk kwelwater en afstromend regenwater op of onder het oppervlak een weg vonden. Wie dergelijke gebieden nog wil tegenkomen moet naar Oost-Duitsland of Polen. Ons eigen Riels Laag komt weer enigszins in de buurt van deze natuurlijke situatie. 

Ook toen deze zogenaamde doorstroommoerassen in cultuur werden gebracht, bleef de soortenrijkdom intact. De cultuurgronden die via een geleide waterloop (“Leij”) oppervlakkig werden ontwaterd, waren niet geschikt voor beweiding en konden in de hooimaand juli worden gehooid. Dit leverde voor de boeren waardevol veevoer op. Deze hooilanden werden ook wel maden genoemd, wat nog terug te vinden is in plantennamen zoals het madeliefje -of maaizuutje- en in toponymen zoals het dorp Made en het buurtschap Maaijkant bij Baarle-Nassau. Ook het Engelse woord voor hooiland, meadow, is hier uiteraard mee verwant. In het zuiden van ons land komen we overigens ook de veldnaam beemd tegen als synoniem voor hooiland. Volgens veldnamendeskundige Christ Buiks werden met beemden specifiek de hooilanden bedoeld die geen gemeenschappelijk maar particulier gebruik hadden, en daarom vaak omsloten waren met houtsingels of hagen. In Goirle kennen we bijvoorbeeld het toponym Krombeemden langs de Poppelse Leij. 

Met de intensivering van de landbouw zijn soortenrijke hooilanden nagenoeg verdwenen. Door natuurherstelprojecten zijn in onze omgeving gelukkig weer wat pareltjes te vinden, al wordt het herstel vaak beperkt door gebrekkige water- en bodemkwaliteit. Het Vlijmens Ven en het Moergestels Broek zijn de bekendste voorbeelden in de regio. Ook in ons eigen dal van de Nieuwe Leij zijn hoopvolle ontwikkelingen gaande. Hier voeren we al een aantal jaar planteninventarisaties uit om de ontwikkeling van de soortenrijkdom te volgen. Zo zien we hier in het voorjaar weer het roze van de echte koekoeksbloem en het geel van boterbloemen. 

Maar nog meer dan van boterbloemen, koekoeksbloemen, klavers of watermunt gaat mijn hart sneller kloppen van de najaarsbloeiers in de hooilanden langs de Leij. En daarvan staat een drietal bovenaan, dat nu plaatselijk de kop opduikt maar hopelijk binnen afzienbare tijd de velden rood-wit-blauw laat kleuren. Het rood van de grote pimpernel; wit van de wilde bertram en blauw van de blauwe knoop. Graag stel ik deze drie kort aan jullie voor. 

Grote pimpernel - Foto: Rutger Barendse - Saxifraga

De grote pimpernel is een plantensoort die in Nederland hoofdzakelijk in drie kerngebieden te vinden is: de kop van Overijssel, Midden-Brabant en Midden-Limburg. Ze is te herkennen aan geveerde bladeren met losse, getande deelblaadjes, en in de bloeitijd aan tot een meter lange vertakte stengels, waaraan donkerrode bolletjes zitten. Dit zijn de bloeiwijzen: een bolvormige verzameling van hele kleine bloemetjes. Ooit moeten beekdalen in ons land donkerrood hebben gekleurd van de rode pimpernel. Met het verdwijnen van deze hooilanden zijn ook twee vlindersoorten verdwenen waarvan de rupsen volledig afhankelijk zijn van de grote pimpernel: het pimpernelblauwtje en het donker pimpernelblauwtje. Eerstgenoemde soort is nog te vinden in natuurgebied de Moerputten, laatstgenoemde soort is vorig jaar uitgestorven in Nederland als gevolg van onjuist bermbeheer. 

Wilde Bertram - Foto: Jan van der Straaten - Saxifraga

De witte bloemkleur van de wilde bertram deelt hij met zijn algemenere verwant het duizendblad. In tegenstelling tot duizendblad is het blad niet dubbel geveerd maar ongedeeld met een gezaagde rand. Dit blad werd (evenals de wortel) in de Middeleeuwen gebruikt als middel tegen kiespijn, ter vervanging van de gekweekte “Roomse” bertram, tegenwoordig bekend als Marokkaanse kamille. Deze Roomse bertram heeft als soortnaam Pyrethrum, wat werd verbasterd tot bertram.  

Wilde bertram werd in de vorm van gemalen poeder ook gebruikt om niesbuien op te wekken, vandaar ook de Engelse naam ‘sneezewort’. Je kunt je afvragen waarom je überhaupt niesbuien zou willen opwekken. Vroeger geloofde men dat je met niezen de neus- en bijholten kon zuiveren en ziekten kon afweren. Tegenwoordig hebben we daar andere middeltjes voor. 

Blauwe knoop - Foto: Hans Dekker - Saxifraga

De blauwe knoop is gezegend met een bloemkleur die je wat niet vaak aantreft onder de inheemse planten: blauwpaars tot lila. Het is een echte herfstbloeier die tot diep in oktober haar bloemen toont. Ze is daarmee van groot belang als voedselbron voor bijen, vlinders en zweefvliegen als andere bloemen al uitgebloeid zijn. Net als bij de grote pimpernel zijn er vlinders waarvan de rupsen uitsluitend blauwe knoop lusten. De moerasparelmoervlinder (een dagvlinder) en de hommelvlinder (een dagactieve nachtvlinder) zijn beide in de loop van de jaren ’80 uit ons land verdwenen. Voor massaal rood-wit-blauw kleurende hooilanden was toen al geen plek meer. 

Door een goed beheer van maaien en afvoeren zullen de hooilanden langs de Leij geleidelijk weer rijker worden aan bloeiende planten. Ik kijk er erg naar uit, en met mij ook talloze bloembezoekende insecten. Wie weet kunnen generaties na ons weer genieten van rood-wit-blauwe velden, waarin pimpernelblauwtjes en hommelvlinders rondvliegen. 

Ook in eigen tuin kun je een eigen rood-wit-blauwe hooilandje of border maken. Bij de betere tuincentra zijn steeds meer inheemse plantensoorten te koop, waaronder grote pimpernel, witte bertram en blauwe knoop. Bij kwekers die zijn aangesloten bij het Levend Archief, zoals Cruydt-Hoeck, Biodivers en de Bolderik, kun je ze ook via zaad verkrijgen en vermeerderen. En heb je geen tuin, dan kun je je altijd nog aansluiten bij onze beheerwerkgroep. Het Leijdal is de natuurlijke achtertuin van Goirle.